Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Noorderpoort Anatomie en fysiologie
› 7 MT Bloed
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Noorderpoort Anatomie en fysiologie
, deel 1
7 MT Bloed
Jaar 4 (mbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
agglutinatie = samenklontering albumine = bloedplasma-eiwit antigeen = elke stof die het lichaam aanzet tot de productie van antistoffen antilichamen = antistoffen calor = warmte colloïd-osmotische druk = osmotische druk die uitgeoefend wordt door de bloedplasma-eiwitten, vanwege hun vochtaanzuigende werking dolor = pijn donor = gever van bloed, orgaan of weefsel erytrocyten = rode bloedlichaampjes fagocyteren = "opeten" door lichaamscel van schadelijke stof fibrinogeen = een stollingsfactor, een eiwit dat een belangrijke rol speelt bij de bloedstolling functio laesa = verlies van functie gammaglobulinen = stof die vrijkomt als gevolg van de aanwezigheid van vreemde stoffen, de zgn antigenen globuline = eiwitten met een afweerfunctie granulae = korreltjes granulocyten = gekorrelde witte bloedlichaampjes hemoglobine = bloedkleurstof die zuurstof kan binden kruisproef = proef die wordt gedaan voordat iemand donorbloed krijgt toegediend. Tijdens deze proef wordt gekeken of er klontering van het bloed optreedt, als het bloed van de gever en van de donor wordt samengebracht. Als het bloed klontert, is het donorbloed niet geschikt. leukocyten = witte bloedlichaampjes lymfocyten = in lymfeklieren gevormde bloedlichaampjes placenta = moederkoek plasma = bloedvloeistof zonder bloedlichaampjes resusantagonisme = ziektebeeld, a.g.v. ernstige bloedafbraak bij het kind in de baarmoeder, dat ontstaat doordat antistoffen van de resusnegatieve moeder in het bloed van het resuspositieve kind komen resusfactor = factor in bloed die bij iemand die deze factor niet bezit, antistof kan opwekken rubor = roodheid serum = bloedvloeistof waaruit stollingseiwit verwerdijerd is sternum = borstbeen trombocyten = bloedplaatjes tumor = zwelling; gezwel
Ingezonden op 01-04-2012 - 1921x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!