Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

ZienderOgen Kunst

0 Standaard begrippen heleboek

Jaar 5 (havo)

VORM
Basisvorm = tweedimensionaal , vierkant, cirkel, driehoek en rechthoek.
driedimensionaal, kubus, bol, kegel, cilinder.
Organische vorm = alsof het gegroeid is; geinspireerd door de natuur, in het bijzonder 
planten en dieren.
Realistisch = Manier van werken waarbij de werkelijkheid zo nauwkeurig en onverbloemd
mogelijk wordt weergegeven; altijd figuratief 
Figuratief = met herkenbare voorstelling, non-figuratief. Tegenstelling van figuratief
Abstract = zonder herkenbare voorstelling, non-figuratief. tegenstelling van figuratief
non - figuratief = Zonder herkenbare voorstelling, abstract. Tegenstelling van figuratief
Suggestie = wanneer er op een plat vlak zo geschilderd of getekend is dat men de indruk
krijgt dat de voorstelling echt aanwezig is.
Schematisch = als een schema, vereenvoudigde vorm.
silhouet = schaduw die ontstaat bij tegenlicht. De beschouwer ziet eigenlijk de eigen 
schaduw. Een silhouet is altijd een donkere, egaal gekleurde vorm.
Hanteringswijze = de manier waarop materiaal en gereedschap zijn gebruikt.
Arcering = techniek bij tekenen, een toon maken door vele min of meer evenwijdige 
lijnen naast elkaar te zetten
Toets = vlek die ontstaat door met een kwast of penseel korte vegen te maken

KLEUR
Primaire kleuren = geel, rood, blauw. Deze kleuren zijn niet door menging te verkrijgen 
Secundaire kleuren = Kleuren die je krijgt door de primaire kleuren in gelijke hoeveelheden
twee aan twee met elkaar te mengen. Rood en geel is oranje. rood en blauw is paars.
geel en blauw is groen
Verzadigde kleuren = kleuren in hun zuiverste vorm, pure kleuren; geen vermening met 
zwart of wit
onverzadigde kleuren = Kleuren vermengd met wit zwart of grijs. Als gevolg daarvan is de 
kleurkracht afgenomen
Toon = Het karakter van de kleur. de mate waarin een kleur meer of minder is verzadigd
door toevoeging van zwart of wit ook wel tint.
kleurenfamilie = een groep kleuren die onderling weinig verschillen of die verwant zijn.
Complementair contrast = tegenstelling tussen de kleuren die tegenover elkaar
in de kleurencirkel liggen.
Kleur - tegen - kleurcontrast = tegenstelling tussen verzadigde kleuren. De kleurwerking wordt 
meestal als bont en luidruchtig ervaren.
Koud - warmcontrast = tegenstelling tussen kjoude en warme kleure. dit contrast is belangerijk bij 
ruimtesugestie en de suggestie van plasticiteit.
Licht - dondercontrast = tegenstelling gevormd door lichte en donkere kleuren.
Zwart en wit vormen het grootste licht - donkercontrast
LICHT
Zijlicht = er is sprake van zijlicht wanneer de lichtbron zich naast het voorwerp bevindt.
Eigen schaduw en slagschaduw zijn dan duidelijk te zien.
Tegenlicht = Tegenlicht ontstaat wanneer de lichtbron zich recht voor de beschouwer bevindt
en tegen de kijkrichting in schijnt. De belichte voorwerpen zijn dan als silhouet te zien.
Meelicht = wanneer de beschouwer in de richting kijkt waarin ook het licht schijnt (de lichtbron 
kan zowel voor als achter de kijker bevinden. Bij meelicht is er geen uitgesproken eigen schaduw
Eigen schaduw = De schaduw op het voorwerp zelf. Het gedeelte dat niet rechtstreeks belicht wordt.
Slag schaduw = De schaduw van een voorwerp op de grond of op een ander voorwerp.
Glimlicht = een witte vlek op een voorwerp. Het licht wordt op die plaats zo sterk weerkaatst
dat de lokale kleur niet meer te zien is ( vooral bij glanzende oppervlakken )
Strijklicht = een belichting waarbij de lichtbron zich bijna achter het belichte voorwerp bevindt
Vooral de oppervlakte behandeling van het belichte oppervlak wordt dan goed zichtbaar.
Clair-obscurcontrast = tegenstelling met behulp van lichte en donkere kleuren. Deze tegenstelling
wordt toegepast om een dramatisch effect te bereiken. De lichtbron is meeste moeilijk aanwijsbaar. 
zie ook licht - donkercontrast. 
Licht- donkercontrast = tegenstelling gevormd door lichte en donkere kleuren. Zwart en wit
vormen het grootste licht - donkercontrast
RUIMTE SUGGESTIE
ruimte suggestie = De indruk van diepte op een plat vlak
afsnijding = Manier van ruimtesuggestie. Het kader overlapt de vormen; de beschouwer maakt de
vormen in gedachten af. 
kader = begrenzing van het beeldvlak (bijvoorbeeld een rechtboek) waarbinnen getekend 
of geschilderd is.
Overlapping = manier van ruimtesuggestie, gedeelten van vormen zijn niet te zien omdat er andere
vormen voor staan 
Groot - klein = manier van ruimtesuggestie , de dingen op de voorgrond zijn groot, verder weg
iets kleiner
Gedetailleerd - vaag = Manier van ruimtesuggestie vooraan zijn de dingen met details 
getekend , verder weg worden ze steeds vager van vorm.
Plasticiteit = de ruimtesuggestie van het oppervlak van een voorwerp, dat je als het ware kunst 
voelen in een ruimtelijke beeld : de tastbare ruimtelijke aard van het oppervlak
Arceren = techniek bij het tekenen. een toon maken door vele min of meer evenwijdige lijnen 
naast elkaar te zetten
Horizon = in werkelijkheid de schijnbare grens tussen aarde en hemel. in een tekening of 
schilderij een horizontale lijn op ooghoogte
lijnperspectief = ruimtesuggestie volgens een wiskundige methode met behulp van lijnen
die naar een of meer vluchtpunten op de horizon lopen.
Atmosferisch perspectief = ruimtesuggestie doordat kleur en vorm dichter bij de horizon 
vervagen.
Vluchtpunt = het punt op de horizon waar twee lijnen, die in werkelijkheid evenwijdig 
en horizontaal zijn bij elkaar (lijken te) komen
Repoussoir = een bijzondere combinatie van overlapping en afsnijding ter versterking 
van de ruimtesuggestie. meestal met behulp ven een silhouet, bijvoorbeeld een donkere
boom op de voorgrond. het repoussoir geest de beschouwer het gevoel deel uit de maken
van een voorstelling
COMPOSITIE
compositie / ordenen, ordening = de manier waarop de belangerijkste, kleurigste en grootste 
vormen in een bepaalde richting zijn geplaatst
symmetrie, symmetrisch = Wanneer een beeld in twee helften verdeeld kan worden die precies
of ongeveer elkaars spiegelbeeld zijn.
Asymmetrisch = symmetrie ontbreekt. Wanneer het beeld in twee helften verdeeld wordt zijn
de twee helften niet elkaars spiegelbeeld
Statisch = niet beweeglijk, zonder de suggestie van beweging tegenstelling van dynamisch
Dynamisch = beweeglijk of de suggestie wekkend dat te zijn. Tegenstelling van statisch
Harmonie = waar alle onderdelen met elkaar in evenwicht zijn
opmaak / vormgeving = het rangschikken en ordenen van teksten en beelden tot een geheel

Ingezonden op 04-04-2012 - 3811x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 18-04-2012.
Waardering 9 (aantal stemmen: 6)

voting system
1
2
3
4
5

Ik heb ze allemaal geleerd , in 3 havo toen ik het boek een beetje uit mijn hoofd moest weten
erg handig , belangerijkste dingen uit het boek.

Fouten ? meld ze a.u.b

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

ZienderOgen Kunst

0 Standaard begrippen heleboek