Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Basiswoordenlijst Nederlands voor buitenlanders
› 66 Alle woorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Basiswoordenlijst Nederlands voor buitenlanders
66 Alle woorden
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
lichaam (het) = body haar = hair haren (de) = hairs hoofd = head oog (het) = eye ogen (de) = eyes neus (de) = nose oor = ear oren (de) = ears mond (de) = mouth lip (de) = lip lippen (de) = lips keel (de) = throat nek (de) = neck schouders (de schouder) = shoulders borst (de) = chest buik (de) = stomach rug (de) = back arm (de) = arm been (het) = leg armen = arms benen = legs knie (de) = knee hand (de) = hand voet (de) = foot handen (de hand) = hands voeten (de voet) = feet vinger (de) = finger teen (de) = toe vingers (de vinger) = fingers tenen (de teen) = toes huisarts = family doctor, G.P. tandarts (de) = dentist bijzonders (bijzonder) = serious hoe gaat het = how is it going zo = so ziekenhuis (het) = hospital hart (het) = heart opgenomen (opnemen) = admitted onderzoek (het) = tests bloed (het) = blood onderzocht (onderzoeken) = tested vervelend = awful hoe lang = how long paar (het) = few hopen = hope ervandoor = I'm going = [ik ga ervandoor] straks = later naar ... toe = go to see her = [naar haar toe] het beste = best wishes beste (goed) = best dank je wel = thank you dank (danken) = thank tot ziens = good bye bel (bellen) = call arts (de) = doctor praktijk (de) = practice afspraak (de) = appointment via = via spreekuur (het) = consultation hou daar rekening mee (rekening houden met) = remember daar ... mee = remember = [hou daar rekening mee] rekening (de) = remember = [hou daar rekening mee] wachtkamer (de) = waiting room stelt (stellen) = asks zo ... mogelijk = as … as possible volgt (volgen) = then there is = [er volgt dan] klein = short stuurt (sturen) = sends specialist (de) = specialist dat = that voorbeelden (het voorbeeld) = examples taken (de taak) = jobs, tasks naast = next to boodschappen doen (doen) = do the shopping eten (het) = food klaarmaken = prepare voor ... zorgen (zorgen voor) = take care of schone (schoon) = clean kleren = clothes spelletjes (het spelletje) = games halen = collect, pick up brengen = bring derde = third kind (het) = child oudere (oud) = older broers (de broer) = brothers zussen (de zus) = sisters zelf = yourself getrouwd (trouwen) = married inmiddels = now leven (het) = life verandert (veranderen) = changes krijgt (krijgen) = have uiteraard = of course organiseren = organize zolang = when beide = both is ... het geval = (that) is the case geval (het) = case speelt (spelen) = plays piano (de) = piano houdt van (houden van) = loves muziek (de) = music voetbal (voetballen) = football veld (het) = field trainen (trainen) = train ver = far, a long way erheen = there brengen = take als = as taken (de taak) = jobs, things to do begrijp (begrijpen) = understand net = just like bedrijf (het) = business grappige (grappig) = funny uitspraak (de) = thing to say verplicht = compulsory volgens = according to wet (de) = law vanaf = from leeftijd (de) = age jaar (het) = year beginnen = begin eerder = earlier leren = learn belangrijke (belangrijk) = important zaken (de zaak) = things tellen = counting rekenen = doing sums geschiedenis (de) = history vak (het) = subject kennis (de) = knowledge verleden (het) = past landen (het land) = countries aarde (de) = earth bekende (bekend) = famous dergelijke (dergelijk) = things like that sport (de) = sport bewegen = exercise tekenen = drawing zingen = singing liedjes (het liedje) = songs woorden (het woord) = words talen (de taal) = languages tegenwoordig = now Engels = English tijdens = during zulke (zulk) = such kring (de) = circle leerkracht (de) = teaching staff onder leiding van = with … in charge onder = under (with … in charge = [onder leiding van]) leiding (de) = with … in charge = [onder leiding van] Engelse = English gebeurt (gebeuren) = happens groep (de) = group aangeboden (aanbieden) = taught jong geleerd, oud gedaan = the younger you start, the better you'll get geleerd (leren) = learned gedaan (doen) = done volgen = follow, take part in onderwijs (het) = education verschilt (verschillen) = varies van ... tot ... = from … to … sommigen (de richting) = some verlaten = leave pas = only diploma (het) = diploma opleiding (de) = education af = finished zowel ... als = both … and universiteit (de) = university richtingen (de) = directions kiezen = choose wedstrijd (de) = match voetballen = play football vanochtend = this morning winnen = win ervan = about it gedroomd (dromen) = dreamed hoewel = although een stuk (het stuk) = quite a bit ouder (oud) = older dezelfde = the same ploeg (de) = team jeugd (de) = youth start (starten) = start gras (het) = grass doel (het) = goal logisch = logical vrij = quite normaal = normally linkerkant (de) = left-wing lijn (de) = line centraal = central helft (de) = half zwak = poorly, weakly raakt (raken) = touches bal (de) = ball telkens = every time verkeerd = wrongly rent (rennen) = runs springt (springen) = jumps lukt (lukken) = works in vorm = on form vorm (de) = form scherp = sharp slapen = sleeping roept (roepen) = shouts broer (de) = brother speler (de) = player schiet (schieten) = shoots hard = hard pakt (pakken) = catches handen = hands uit = out of laat ... vallen (laten vallen) = drops vallen = fall reageert (reageren) = reacts vlug = quickly eindstand (de) = final result ruim = at least pauze (de) = break spelers (de speler) = players lekkers (lekker) = nice daar ... van = that [that gives them energy = daar krijgen ze energie van] energie (de) = energy wat = a bit strafschop (de) = penalty kick gouden (goud) = golden kans (de) = chance hoog = high ruzie (de) = argument lelijk = angrily schreeuwen = shout vechten = fighting resultaat (het) = result willen = want kracht (de) = strength verdwijnt (verdwijnen) = disappears vies = dirty gooit (gooien) = throws tas (de) = bag vloer (de) = floor hoef (hoeven) = need [I don't need to ask anything = ik hoef niks te vragen] niks = nothing zegt (zeggen) = says verloren (verliezen) = lost huilen = cry kom op (opkomen) = come on beetje (het) = bit flink = brave hoor (horen) = - hete (heet) = hot douche (de) = shower jullie = you (plural) liefs = lots of love (at the end of a letter) hartelijke (hartelijk) = all the best = [hartelijke groeten] groeten (de groet) = Greetings (all the best = [hartelijke groeten]) gauw = soon heer (de) = man, gentleman mevrouw (de) = woman, lady hoogachtend (hoogachten) = regards, yours sincerely bellen (bellen) = call schrijven (schrijven) = write buitenland (het) = abroad = [in het buitenland] hou (houden) = keep contact (het) = in touch [keep in touch = hou … contact] verschillende (verschillend) = different manieren (de manier) = ways makkelijker (makkelijk) = easier dan = than vroeger = in the past toen = then brief (de) = letter sturen (sturen) = send duur = expensive goedkoop = cheap gratis = free computer (de) = computer post (de) = post pen (de) = pen papier (het) = paper schrijft (schrijven) = write hand = hand kaartje (het) = card mailen (mailen) = send an e-mail snel = quick gemakkelijk = easy normale (normaal) = normal functie (de) = function persoonlijk = personal op vakantie = on holiday, on vacation vakantie (de) = holiday, vacation stel je voor (zich voorstellen) = imagine iemand = someone gestorven (sterven) = died op bezoek = on a visit bezoek (het) = visit uitgenodigd (uitnodigen) = invited collega (de) = colleague morgen = tomorrow neemt ... afscheid (afscheid nemen) = is leaving afscheid (het) = leaving is van plan (van plan zijn) = is planning plan (het) = plan nadenken = think agenda = diary gezet (zetten) = put beloofd (beloven) = promised meenemen = (what shall) we take with us? = [wat zullen we meenemen?] koop (kopen) = buy boek (het) = book hang ... op (ophangen) = hang up kast (de) = cupboard onder = under meegebracht (meebrengen) = brought (with us) pakje (het) = parcel platteland (het) = countryside gebouwen (het gebouw) = buildings bladzijden (de bladzijde) = pages ernaast = opposite verhaal (het) = text prachtig = wonderful leg (leggen) = put direct = in a minute bekijken = look at voorstellen = introduce zus (de) = sister fris (de frisdrank) = soft (drink) pakken = take er ... bij = with it alsof = as if ziet er ... uit (eruit zien) = look, seem gebakken (bakken) = baked euro’s (de euro) = euros briefje (het) = note eurocent (de) = euro cent op = on portemonnee (de) = wallet leeg = empty ... in = into [are going into town = gaat de stad in] mooie (mooi) = nice, beautiful schoenen (de schoen) = shoes broek (de) = pair of trousers, pants zoekt (zoeken) = is looking for goedkope (goedkoop) = cheap bril (de) = pair of glasses tevoren = beforehand = [van tevoren] mee = come along [that he doesn't want to come = dat hij niet mee wilt] zaak (de) = shop ... in ... uit = in and out of z’n (zijn) = his vindt (vinden) = finds interessant = interesting ga mee (meegaan) = coming too trek ... aan = put on gauw = quickly m’n (mijn) = my op stap = out stap (de) = out = [op stap] ontzettend = extremely ongeveer = about anderhalf = one and a half prachtige (prachtig) = wonderful gevonden (vinden) = found precies = exactly goede (goed) = right maat (de) = size blauwe (blauw) = blue zware (zwaar) = heavy boeken (het boek) = books gekregen (krijgen) = got op = finished stelt voor (voorstellen) = suggests zouden (zullen) = were going to krijgt een kleur = goes red in the face kleur (de) = colour gezicht (het) = face grapje (het) = joke eerlijk = fair boos = angry stom = stupid helemaal = entirely [not … at all = helemaal niet] grappig = funny nooit meer = never again ijsje (het) = ice cream vraagt (vragen) = asks ikke (ik) = me roepen = shout tegelijk = together vergeten = forgotten bevalt (bevallen) = like [how do you like it = hoe bevalt het] zij = they meneer (de) = sir China = China geboren = born prima = fine lastig = difficult absoluut = absolutely smaak (de) = taste punt (het) = point gesprek (het) = conversation voeren = have [have a conversation = een gesprek voeren] Nederlander (de) = Dutch person omhoog = up waar ... vandaan = where … from Turkije = Turkey tijdje (het) = some time vergelijk (vergelijken) = compare bijzonder = special zachte (zacht) = mild strenge (streng) = harsh sneeuw (de) = snow overal = everywhere ruiken = smell houd ... van (houden van) = love kleuren (de kleur) = colours stevige (stevig) = strong wind (de) = wind zee (de) = sea ongewoon = unusual gescheiden (scheiden) = separated afval (het) = refuse, rubbish groen = green grijs = grey daar ... aan = to that [get used to that = daar … aan wennen] wennen = get used to sociale (sociaal) = social band (de) = ties sterk = strong ons = us juist = exactly grote (groot) = big, important rol (de) = role moeilijkste (moeilijk) = the most difficult blijft (blijven) = remains woord (het) = word verschrikkelijk = terrible vreselijk = awful leraar (de) = teacher studie (de) = studies inderdaad = that's right kost ... moeite = takes…effort (is a lot of work = [het kost veel moeite]) kost (kosten) = cost (is a lot of work = [het kost veel moeite]) moeite (de) = work, effort volg (volgen) = follow cursus (de) = course docent (de) = teacher leer (leren) = learn, study zelfstudie (de) = self-study gebruik (gebruiken) = use daar ... in = in it onder andere = among other things passages (de passage) = passages materiaal (het) = material controleert (controleren) = checks uitspreekt (uitspreken) = pronounce verbetert (verbeteren) = corrects uitspraak (de) = pronunciation saai = boring klas (de) = class leuker (leuk) = nicer vriendin (de) = friend (female) toevallig = coincidentally mekaar = each other tenminste = at least proberen = try niveau (het) = level laag = low onmogelijk = impossible ervaring (de) = experience Duits = German Frans = French in ieder geval = in any case ieder = every actief = actively opnieuw = again eenvoudige (eenvoudig) = simple plaatjes (het plaatje) = pictures tekst (de) = text betekenis (de) = meaning vertaling (de) = translation probeer (proberen) = try zinnen (de zin) = sentences onthouden = remember vormen = forms basis (de) = basis oefeningen (de oefening) = exercises controleer (controleren) = check fout = wrong herhalen = repeat kunst (de) = key uiteindelijk = eventually onderdeel (het) = section gesproken (spreken) = spoken teksten (de tekst) = texts slagen = passing wat ... voor = what kind of bouw (de) = construction schilder (de) = painter beslist = definitely of zo = or anything muren (de muur) = walls deuren (de deur) = doors ramen (het raam) = windows beroep (het) = job van wel = I think so = [ik vind van wel] bezig = busy serieus = serious naar mijn gevoel = for me gevoel (het) = feeling daardoor = that means plezier (het) = enjoyment zoiets = something like that ergens = somewhere gelezen (lezen) = read (past tense) geldt (gelden) = is true baas = boss directeur (de) = director minister (de) = minister zo blijkt = apparently blijkt (blijken) = seems personeel (het) = staff salaris (het) = salary verzorg (verzorgen) = look after netwerk (het) = network soort (de / het) = sort of verbindingen (de verbinding) = connections computers (de computer) = computers denk (denken) = think vrouwen (de vrouw) = women technisch = technical mailtje (het) = e-mail lieve (lief) = dear hoor (horen) = hear ontvangen = receive maak me ... zorgen (zich zorgen maken) = worry zorgen (de zorg) = worries sinds = since vrolijk = happy loopt (lopen) = walks hulp (de) = help jammer genoeg = but unfortunately jammer = unfortunately op zichzelf = by themselves geboorteland (het) = home country prijzen (de prijs) = prices stijgen = rise voortdurend = continually aantal (het) = number banen (de baan) = jobs daalt (dalen) = falls Amerika = America verdienen = earn biedt (bieden) = offers tot slot = finally slot (het) = end positief = positive bericht (het) = message, piece of news baby (de) = baby elk = any oom (de) = uncle schrijf (schrijven) = write hun = to them ervaringen (de ervaring) = experiences verjaardag (de) = birthday missen = miss liefs = all my love opzoeken = look up trein (de) = train informatie (de) = information daarvoor = for that website (de) = website gebruiken = use site (de) = site al = all openbaar vervoer (het) = public transport openbaar = public vervoer (het) = transport afgekort (afkorten) = abbreviated tram (de) = tram metro (de) = metro mijnheer = sir met alle plezier = with pleasure ingewikkeld = complicated opent (openen) = opens verschijnt (verschijnen) = is appearing pagina (de) = page vult ... in (invullen) = fill in station (het) = station dat wil zeggen = that means vanwaar = from which hieronder = down here naartoe = to reist (reizen) = travelling drukt (drukken) = press, click reisadvies (het) = travel advice extra = extra prijs (de) = price duurt (duren) = takes red ... mij (zich redden) = manage hartelijk dank = thank you very much dank (de) = thank tot uw dienst = you're welcome dienst (de) = service werkt (werken) = works plaatsen (de plaats) = seats zet ... neer = put down neer = down koffers (de koffer) = suitcases net = just aangekomen (aankomen) = arrived vanuit = from nacht = night vliegtuig (het) = aeroplane gezeten (zitten) = been sitting jullie = your (plural) banken (de bank) = seats zetten = put eventjes = just ze = them draaien = turn passen = fit daaronder = under there aardig = kind maal (de) = time spreekt (spreken) = speak merk (merken) = see moest (moeten) = had to kon (kunnen) = was allowed conducteur (de) = conductor kaartjes (het kaartje) = tickets ogenblikje (het) = moment alstublieft = please waarschijnlijk = probably in orde = fine orde (de) = order overstappen = change spoor (het) = platform intercity (de) = intercity kant (de) = side perron (het) = platform minuten (de minuut) = minutes uurtje (het) = hour vertraging (de) = delay georganiseerd (organiseren) = organised rijden = run treinen (de trein) = trains bussen (de bus) = buses trams (de tram) = trams in het algemeen = in general oorzaak (de) = cause ongeluk (het) = accident bord (het) = information panel klinkt (klinken) = you hear = [er klinkt] opeens = suddenly richting (de) = direction lawaai (het) = noise klachten (de klacht) = complaints procent (het) = percent let op (opletten) = be careful losse (los) = individual vaste (vast) = regular klant (de) = customer ov-chipkaart (de) = public transport chip card reizen = travel bestellen = order internet (het) = internet daaraan = to it plaatsen (de plaats) = seats = zet ... neer = put down neer = down = koffers (de koffer) = suitcases net = just = aangekomen (aankomen) = arrived vanuit = from = nacht = night vliegtuig (het) = aeroplane = gezeten (zitten) = been sitting jullie = your (plural) = banken (de bank) = seats zetten = put = eventjes = just ze = them = draaien = turn passen = fit = daaronder = under there aardig = kind = zo = so maal (de) = time = spreekt (spreken) = speak merk (merken) = see = moest (moeten) = had to kon (kunnen) = was allowed = conducteur (de) = conductor kaartjes (het kaartje) = tickets = ogenblikje (het) = moment alstublieft = please = waarschijnlijk = probably in orde = fine = orde (de) = order overstappen = change = spoor (het) = platform intercity (de) = intercity = kant (de) = side perron (het) = platform = minuten (de minuut) = minutes uurtje (het) = hour = vertraging (de) = delay georganiseerd (organiseren) = organised = rijden = run treinen (de trein) = trains = bussen (de bus) = buses trams (de tram) = trams = in het algemeen = in general oorzaak (de) = cause = ongeluk (het) = accident bord (het) = information panel = klinkt (klinken) = you hear = [er klinkt] opeens = suddenly = richting (de) = direction lawaai (het) = noise = klachten (de klacht) = complaints procent (het) = percent = let op (opletten) = be careful losse (los) = individual = vaste (vast) = regular klant (de) = customer = ov-chipkaart (de) = public transport chip card reizen = travel = bestellen = order internet (het) = internet = daaraan = to it betekenen = mean discotheek (de) = disco dansen = dance concert (het) = concert café (het) = café voorstelling (de) = performance bioscoop (de) = cinema film (de) = film uitgaan = going out klaarmaken = make, prepare ineens = suddenly heb ... geen zin in (geen zin hebben in) = don't feel like koken = cooking restaurant (het) = restaurant over = over brug (de) = bridge lopend (lopen) = by foot aantrekken = put on bruine (bruin) = brown zwarte (zwart) = black aandoen = put on ouderen (de oudere) = older people normaal gesproken = usually jonge = young later (laat) = later buren (de buurman / de buurvrouw) = neighbours vertrekken = set off centrum (het) = centre verbaast (verbazen) = amazes lig (liggen) = lie komen ... terug (terugkomen) = come back tegen = around thuiskomen = coming home pinnen = paying by pin card afdeling (de) = department heb ... bij me (bij zich hebben) = have … with me contant = cash overhemd (het) = shirt combinatie (de) = combination bij elkaar = together [match = passen bij elkaar] strip (de) = magnetic strip erdoor = through geduld (het) = patience [please wait = even geduld aub] a.u.b. (alstublieft) = please bedrag (het) = amount akkoord = okay drukken = press pincode (de) = pin code onjuist = incorrect cijfer (het) = number gedrukt (drukken) = pressed probeert (proberen) = try betaald (betalen) = paid alweer = already gelukt (lukken) = worked bon (de) = receipt minder (weinig) = less veilig = safe bij je ... hebben (bij zich hebben) = have … with you markt (de) = market krant (de) = newspaper zak (de) = bag patat (de) = fries, chips echt = real situaties (de situaties) = situations pin (de) = pay by pin card (= met de pin betalen) winkels (de winkel) = shops platteland = countryside molens (de molen) = windmills koeien = cows paarden (het paard) = horses schapen (het schaap) = sheep boer (de) = farmer boerderij (de) = farm stad = town industrie (de) = industry beeld (het) = picture erop = on it molen (de) = windmill koeien (de koe) = cows stuk (het) = piece vlak = flat nergens = nowhere bergen (de berg) = hills, mountains namelijk = that is because verschil (het) = difference westen (het) = west rest (de) = rest daar ... over = about that de Randstad = the Randstad afstand (de) = distance behoorlijk = considerable verkeer (het) = traffic rustige (rustig) = quiet dorpen (het dorp) = villages halve (half) = half noord = north zuid = south nauwelijks = hardly west = west oost = east gemiddeld = average vierkante = square kilometer (de) = kilometre mis (missen) = miss echte (echt) = real eilanden (het eiland) = islands noorden (het) = north verboden (verbieden) = forbidden auto’s (de auto) = cars thuiskomen = come home dagje (het) = day vrije (vrij) = holidays = [vrije dagen] koningin (de) = queen viert (vieren) = celebrates men = people, one, you einde (het) = end de Tweede Wereldoorlog = the second world war oorlog (de) = war mei = May belt ... op (opbellen) = calls iets leuks (leuk) = something nice bedoel (bedoelen) = mean pretpark (het) = theme park fantastisch = fantastic hartstikke = really euro (de) = euro persoon (de) = person kwijt = lost [that costs 25 euro = je bent 25 euro kwijt] heen = there terug = back strand (het) = beach varen = go on a boat boot (de) = boat brede (breed) = wide rivier (de) = river ondertussen = meanwhile omgeving (de) = local area schepen (het schip) = ships geweldig = fantastic genieten = have fun geniet (genieten) = have fun voorstel (het) = suggestion dacht (denken) = thought wat dacht je van = what about = [wat dacht je van] dinsdag = Tuesday onmiddellijk = immediately jullie = your [at your house = bij jullie] geregeld (regelen) = agreed, sorted zorg (zorgen) = make, prepare broodjes (het broodje) = sandwiches te koop = for sale aangeboden (aanbieden) = offered vrije tijd = free time werkweek (de) = working week scheelt (schelen) = makes a difference zing (zingen) = sing grootste (groot) = greatest hobby (de) = hobby onderwerpen (het onderwerpen) = subjects politiek (de) = politics zwemmen = swim verkoop (verkopen) = sell middel (het) = means communicatie (de) = communication me ... voorstellen (zich voorstellen) = imagine haast = hardly apparaat (het) = machine geluk (het) = happiness trekken = head for (= trekken naar) rijke (rijk) = rich arme (arm) = poor bouwen ... op (opbouwen) = build up veranderen = change loopt leeg (leeglopen) = is emptying out groeien = are growing enorm = enormously daarop = of that groter (groot) = greater is ... te doen = is (more) to do zeer = very keus (de) = choice ooit = ever dorp (het) = village verhuizen = move drukke (druk) = busy voorlopig = for now ... uit = out [out of town = de stad uit] zomers (zomer) = in the summer zon (de) = sun vreemde (vreemd) = strange koekje (het) = biscuit, cookie werkelijk = really er ... van = of it terwijl = while hangt (hangen) = hangs kalender = calendar muur (de) = wall geboortedatum (de) = birthdays heleboel = a whole load of personen (de persoon) = people leden (het lid) = members bedoeld (bedoelen) = meant gekke (gek) = crazy plek (de) = place lijst (de) = list bedenken = think of raar = strange nemen ... mee (meenemen) = take (with them) kantine (de) = canteen te koop = for sale [you can buy = hebben ze … te koop] gemerkt (merken) = noticed houden ... open (openhouden) = keep … open open = open gordijnen (het gordijn) = curtains doorgaan = carry on afspraken (de afspraak) = appointments begrijpen = understand aan de beurt = turn [I'm next, it's my turn = ik ben aan de beurt] beurt (de) = turn kosten = cost gele (geel) = yellow reclame (de) = special offer bossen (de bos bloemen) = bunches uzelf = yourself mijzelf = myself zomaar = no special reason blij = happy op de hoogte = familiar with, informed about = [op de hoogte van] hoogte (de) = height (familiar with, informed about = [op de hoogte van]) dat ligt eraan = that depends bestaan (het) = life, existence dak (het) = roof kwaliteit (de) = quality verschillen (het verschil) = differences dure (duur) = quality artikelen (het artikel) = articles tweedehands = second-hand duizend = thousand risico (het) = risk oude (oud) = old kapot = break down = [kapot gaan] kijk ... uit (uitkijken) = look out koopt (kopen) = buy vast = certainly gebouwd (bouwen) = built huren = rent vast = fixed maand (de) = month tante (de) = aunt bezoeken = visit wijzen = show kaart (de) = map vorig = last bewaar (bewaren) = have, keep er ... aan = of it herinneringen (de herinnering) = memories beschrijven = describe jawel = of course bossen (het bos) = woods frisse (fris) = fresh lucht (de) = air hoop (de) = lots of vogels (de vogel) = birds beesten (het beest) = animals honden (de hond) = dogs katten (de kat) = cats wilde (wild) = wild dieren (het dier) = animals vos (de) = fox spannend = exciting park (het) = park verteld (vertellen) = said witte (wit) = white fijne (fijn) = lovely huizen (het huis) = houses vlakbij = close to bomen = trees planten (de plant) = plants breed = wide grasveld (het) = grassy field, pasture voetballers (de voetballer) = footballers lopen (lopen) = walk snapt (snappen) = understand problemen (het probleem) = problems recht = right tegenover = opposite studenten (de student) = students overdag = during the day studeren (studeren) = study wel eens = sometimes vreselijke (vreselijk) = terrible horen (horen) = hear luide (luid) = loud gesprekken (het gesprek) = conversations waarbij = during which lachen (lachen) = laugh er ... heen = over there laatst = recently wilden (willen) = wanted politie (de) = police werd (worden) = became rustig = quiet blijken (blijken) = seem vriendelijke (vriendelijk) = friendly excuses (het excuus) = apologies weggaan (weggaan) = go away thuisblijven (thuisblijven) = stay at home anderhalve (anderhalf) = one and a half vanwege = because of miljoenen (miljoen) = millions op reis = travelling meesten (meest) = most zuiden (het) = south zoeken ... op (opzoeken) = looking for … aldoor = the whole time berichten (het bericht) = news reports volle (vol) = busy buitenlanders (de buitenlander) = foreigners gaan ... weg (weggaan) = go away periode (de) = period daarnaast = also, in addition toeristen (de toerist) = tourists gebied (het) = area anderen (de ander) = others cultuur (de) = culture beroemde (beroemd) = famous schilders (de schilder) = painters rij (de) = queue bekend = famous museum (het) = museum augustus = August blijf ... thuis (thuisblijven) = stay at home overigens = anyway enige (enig) = only one besluiten = decide financiële (financieel) = financial redenen (de reden) = reasons grap (de grap) = joke namen (de naam) = names worden (worden) = are prinses (de prinses) = princess ster (de ster) = star figuren (de figuur) = figures techniek (de) = engineering kent (kennen) = knows bijzondere (bijzonder) = special verhalen (het verhaal) = stories daarin = in them beleven = experience opa (de) = grandpa oma (de) = grandma zul (zullen) = will herkennen = recognize geheimen (het geheim) = secrets plotseling = suddenly domme (dom) = stupid eindigt (eindigen) = ends duidelijke (duidelijk) = clear regels (de regel) = rules je aan ... houden (zich houden aan) = follow, stick to twijfel (twijfelen) = doubt, be unsure zoek ... op (opzoeken) = look up wees (zijn) = be voorzichtig = careful tot = until donker (het) = dark gevaarlijk = dangerous ongelukken (het ongeluk) = accidents bovendien = also bedoeling (de) = idea voorkomen = prevent last van ... hebben = having problems tv (de) = television gelden = apply algemene (algemeen) = general slaan = hit andersom = the other way around overheid (de) = government flinke (flink) = big boete (de) = fine straf (de) = punishment echter = actually verstand (het) = common sense [= gezond verstand] zover = time [it's almost time = het is bijna zover] papieren (het papier) = papers vooruitgegaan (vooruitgaan) = has made good progress [= is goed vooruitgegaan] vooruit = forwards benieuwd = curious geslaagd (slagen) = passed bereikt (bereiken) = reached tevreden = satisfied, happy trots = proud dunne (dun) = thin immers = after all soorten (de/het soort) = sorts verwachten = expect kilo (de) = kilos koffer (de) = suitcase denkt (denken) = thinks durft (durven) = dare [is scared of flying = durft niet te vliegen] vliegen = flying voelt (voelen) = feels gevaar (het) = danger [gets frightened = voelt… gevaar] bang = afraid toestel (het) = aircraft totdat = until gaat ... voorbij (voorbijgaan) = is over voorbij = over, finished gewenst (wensen) = wished [best of luck = veel succes gewenst] ziek = sick doodgaan = die
Ingezonden op 09-04-2012 - 24534x bekeken.
Waardering 7.2 (aantal stemmen: 7)
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!