Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Pallas, deel 1

308 super SO woorden pallas 3 tot en met 8

Jaar 2 (Gymnasium)

ό θάνατος = de dood 
ή ελευθερία = vrijheid 
τυγχάνω + gen = krijgen, treffen, bereiken 
μετά + gen = (samen) met 
εκ + gen = uit 
μετέχω + gen = deelhebben aan, deelnemen aan 
η φυγή = vlucht 
ιερός = heilig, gewijd aan 
εκβαίνω = gaan uit 
επί + gen = op 
ο οινος = wijn 
εαυτόν = zichzelf (acc) 
επιθυμέω + gen = verlangen naar, begeren 
νομίζω + 2 acc = beschouwen als, vinden 
αιτιος + gen = verantwoordelijk voor, schuldig aan 
ό ηλιος = zon 
ό υπνος = slaap 
πλήν + gen = behalve 
αυθις = opnieuw, weer (bw) 
η φωνή = stem 
ανευ + gen = zonder 
αναβαίνω = omhoog gaan, beklimmen 
βλέπω = kijken 
ο υιός = zoon 
κατέχω = in zijn macht hebben, vasthouden, beheersen 
δακρυω = huilen 
αποστερέω + gen = beroven van 
ο βίος = leven 
μετα ταυτα = na dit, daarna 
από + gen = vanaf 
πίπτω = vallen 
αποθνήσκω = sterven 
τίς ... = wie, wat, welke 
η αιτία = oorzaak 
η συμφορά = gebeurtenis, ongeluk 
περι + gen = om, over 
φροντίζω + gen = zich bekommeren om
'ωδε = zo, als volgt	 
μενω = blijven, wachten (op)	 
'υμεις = jullie	 
'η 'ημερα = dag	 
'ημεις = wij	 
ειναι = (te) zijn
'η ανδρεια = moed, dapperheid	 
θαυμαξω 'οτι = zich erover verwonderen dat	 
'η θυρα = deur	 
μονος = alleen	 
'αμα = tegelijk, tegelijkertijd	 
ακουω = horen	 
καθευδω = slapen	 
αιρω = optillen, oppakken	 
'η θαλαττα = zee
γαμεω = trouwen
Aθηvαιος = Atheens
ó πολιτης = burger
ισχυρος = sterk, krachtig
φυλαττω = bewaken
τò τεκνον = kind
οικεω = wonen
εισιν = (zij) zijn
η νησος = eiland
ó κινδυνος = gevaar
δια = door/wegens
ουδεις = niemand
ó Aθηναιος = Athener
μονον = slechts, alleen maar
η παρτενος = meisje
αι Aθηναι = Athene
ó χρονος = tijd
τó πλοιον = schip
πλεω = varen
η λυπη = verdriet
μετα = na
σωζο = redden
ει = als, indien
χαιρω = blij zijn
Και = en; ook; zelfs
ου, ουκ, ουχ = niet 
δε, δ' = en; maar 
εστι(ν) = hij is; zij is; het is; is
ο θεος = god
ο ανθρωπος = mens; man
εχει = hij heeft; zij heeft; het heeft; heeft
ο δουλος = slaaf
τι; = waarom?
η χωρα = land; streek
προς = naar(toe); tot
φερει = draagt; brengt
το θηριον = wild dier; beest
βαινει = hij gaat; zij gaat; het gaat; gaat
η μαχη = gevecht; strijd
φευγει = vlucht (voor)
ο φοβος = angst; vrees
νυν = nu
εις = naar; naar binnen; tot
γαρ = want
τουτο = dit; dat
ποιει = doet; maakt
λαμβανει = neemt; pakt (vast)
ο δεσποτης = heerser; meester
ένταυθα = daar 
μεγας, μεγαλη, μεγα = groot 
δεινος, δεινε, δεινον = verschrikkelijk; geducht
πολυς, πολλη, πολυ = veel 
φοβερος, φοβερα, φοβερον = angstaanjagend 
μια = één 
ή κεφαλή = hoofd; kop
άλλά, άλλ = maar 
ζητει = (hij, zij, het) zoekt; zoekt
ευρισκει = (hij, zij, het) vindt; (hij, zij, het) ontdekt; (hij, zij, het) treft aan; hij vindt; hij ontdekt; hij treft aan; vindt; ontdekt; treft aan
μακρος, μακρά, μακρον = lang 
επειτα = daarna 
ουδεν = niets 
προτον μεν ... επειτα δέ = eerst ... daarna 
αποκτεινει = (hij, zij, het) doodt; hij doodt; doodt 
καλει = (hij, zij, het) roept; hij roept; roept
o φιλος = vriend 
νέος, νέα, νέον = nieuw; jong
ούτω(ς) = zo; op die manier 
αλλος, αλλη, αλλο = ander 
εκαστος, εκαστη, εκαστον = ieder 
αυτικα = meteen 
κρυπτει = (hij, zij, het) verbergt; hij verbergt; verbergt
οὖν = dan; nu; dus
ἀνδρεῖος = dapper
ἡ βασίλεια = koningin
μάλα = erg; zeer
καλός = mooi
τὸ δῶρον = geschenk; cadeau
φιλος = geliefd
θαυμάζω = bewonderen; zich verwonderen
φιλέω = houden van
σύ = jij; u {pers. vnw.}
ἐγώ = ik {pers. vnw.}
ὅτι = dat; omdat
ἐθέλω = willen; bereid zijn
ἐπιθυμέω = verlangen te; om {+inf}
ἐπί = op … af; naar {+acc}
μέλλω = op het punt staan om; van plan zijn; zullen {+inf}
αἰτέω = (iemand) vragen (om) {+2acc}
λέγω = zeggen
ὥσπερ = zoals
σός = jouw; uw {bezit. vnw}
αὐτήν = haar {acc pers. vnw}
πέμπω = sturen; zenden
ἥκω = komen; gekomen zijn
σέ; σε = je; jou; u {acc pers. vnw.}
λύω = losmaken
ὁ ξένος = vreemdeling
κακός = slecht
τὸ ἔργον = werk; daad
δή = dan; dus
τί = wat?; waarom?
ἐνθάδε = hier(heen)
ἐμός = mijn {bezit. vnw}
ἀεί = altijd
κελεύω = bevelen; verzoeken; vragen om {+acc.+inf.}
ἐμέ; με = mij; me
παρέχω = verschaffen; geven
ἄγω = brengen; leiden
λείπω = (ver)laten
αὐτόν = hem {acc. pers. vnw}
ὕστερον = later {bijwoord}

Ingezonden door milemans (Gymnasium Camphusianum) op 19-05-2012 - 1627x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Reacties (2)

Sylvia

26-09-2012 9:18

Snap ik het goed gaat het hier om om en nabij meer dan 150 woorden, is 308 dat je H3 tot en met H8 door elkaar hebt gezet? Ik kom alle woordjes tegen! Goeie lijst, vooral voor herhaling!!!

hendrik4

12-10-2012 17:38

goede lijst maar waarom super SO? 3 t/m 8 is toch niet zó veel? Maarja wel goede lijst

Vakken

Pallas, deel 1

308 super SO woorden pallas 3 tot en met 8

Reacties (2)